Platform Vlieghinder Kennemerland
 

Recties op adviezen Procescommissie voor de Evaluatie van het Schipholbeleid

 |
 Geplaatst door: webbeheer 
 |
 Bekeken: 1019 
|
 VenW-Schultz 
Recties op adviezen Procescommissie voor de Evaluatie van het Schipholbeleid

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
7 juli 2005
Ons kenmerk
DGTL/05.004447
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

1
Uw kenmerk

-
Onderwerp
procescommissie

Geachte voorzitter,

Hierbij stuur ik u de toegezegde adviezen van de Procescommissie voor de Evaluatie van het Schipholbeleid en mijn reactie daarop aan de Commissie.

Met vriendelijke groet,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

drs M.H. Schultz van Haegen

Contactpersoon

-
Datum
7 juli 2005
Ons kenmerk
DGTL/05.004913
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)
5
Uw kenmerk

-
Onderwerp
reactie op adviezen

Geachte heer Derksen,

Hartelijk dank voor het werkplan voor uw commissie en de adviezen die u mij heeft gestuurd over het Plan van aanpak voor de evaluatie, de uitvoering van de motie Baarda, de 1e Voortgangsrapportage en de Onderzoeksagenda. Ik ben blij dat u deze inhaalslag heeft kunnen maken en nu adviezen heeft kunnen geven over alle documenten die tot nu toe zijn verschenen in het evaluatieproces.
Graag reageer ik in deze brief, mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op uw werkplan en een aantal hoofdpunten in uw adviezen. In de bijlage bij deze brief heb ik per advies een korte reactie gegeven op uw opmerkingen en aanbevelingen.

Om te beginnen complimenteer ik u met de wijze waarop u uw taak invult. Uw adviezen en aanbevelingen zijn constructief en kritisch. Ze zijn voor mij zeer bruikbaar voor het vervolg van de evaluatie. Uw opmerkingen over onafhankelijkheid en de noodzaak voor het stellen van kritische vragen in het onderzoek neem ik zeer ter harte.

Wat het werkplan betreft kan ik kort zijn: ik ga daarmee akkoord. Ik vraag u dit in de komende periode volgens de door u in het plan aangegeven planning uit te voeren.

Wat de adviezen betreft: één van de hoofdpunten van uw adviezen gaat over de betrokkenheid van andere partijen bij de uitvoering van de evaluatie. U heeft waardering voor het betrekken van maatschappelijke partijen, maar wijst op de noodzaak van het vasthouden van de betrokkenheid. U wijst onder andere op het gevaar dat nieuw onderzoek de dialoog niet steunt, maar er eerder voor zorgt dat partijen verder uit elkaar komen te staan. U pleit daarom voor een ‘breed evaluatieonderzoek’ om te voorkomen dat de overheid haar eigen evaluatie uitvoert, waarin de andere partijen zich niet meer kunnen herkennen. Juist om dit te voorkomen is er door de betrokken ministeries vanaf het begin steeds overleg gevoerd met de diverse stakeholders over de evaluatie en het benodigde onderzoek. Zo hebben alle partijen bijvoorbeeld aanvullende wensen voor de evaluatie in kunnen dienen. Ik hecht er aan dat deze betrokkenheid inderdaad gedurende de hele evaluatie blijft en bestaan en ook wordt versterkt. In het vervolg van de evaluatie wil ik daarvoor regelmatig bijeenkomsten organiseren voor alle betrokkenen en geïnteresseerden. Ik denk daarbij aan een maandelijkse middag waarop het projectbureau de stand van zaken van de evaluatie en de onderzoeken presenteert en er ook ruimte is voor vragen en debat tussen de diverse stakeholders (zoals bestuurders, Schiphol, luchtvaartmaatschappijen, verkeersleiders).

Een tweede punt waar u in uw adviezen veel aandacht aan besteedt is het wantrouwen dat tussen alle partijen in het debat over Schiphol is gegroeid. Door het wantrouwen overheerst bij velen scepsis over de uitkomsten van de evaluatie. U ziet het als uw opdracht te voorkomen dat de evaluatie bij voorbaat door betrokkenen wordt gediskwalificeerd en bovendien om het wantrouwen weer binnen de grenzen van het gezonde wantrouwen te brengen. Ik hecht zeer aan uw bijdrage hier aan. Ik merk dat in het Schiphol-dossier het debat snel strandt in technisch ingewikkelde zaken, waardoor het wantrouwen wordt versterkt. Ik verken graag met u de mogelijkheden om het wantrouwen weg te nemen en tot een gezond en open debat over dit dossier te komen.

Zoals gezegd reageer ik in de bijlage meer in detail op uw adviezen en aanbevelingen.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

mw drs. M.H. Schultz van Haegen

Bijlage 1 - Reactie op advies over het Plan van aanpak

Informatievoorziening

De commissie hoopt op aanbodgestuurde informatievoorziening, niet alleen vraaggestuurd. Het projectbureau voor de evaluatie zal de commissie actief voorzien van relevante informatie en toetst in overleg met de commissie of dit naar wens verloopt.

Individuele ervaringen

U signaleert het belang van individuele ervaringen die, mits adequaat onderbouwd, objectieve slotsommen op kunnen leveren. Juist om individuele ervaringen bij de evaluatie te betrekken is er voor iedereen de mogelijkheid om verbetervoorstellen in te dienen. Er zijn inmiddels ook veel voorstellen ingediend door individuele omwonenden. Deze worden als volwaardige voorstellen behandeld. Ook wordt waar nodig met mensen meegedacht over de uitwerking van hun ideeën.

Verantwoordelijkheid

U noemt verantwoordelijkheid de achilleshiel van de evaluatie omdat de verantwoordelijke partij voor het ontwikkelde beleid nu ook verantwoordelijk is voor de evaluatie. Dit leidt tot grote en wellicht beslissende invloed op uitkomsten van de evaluatie en legt druk op verantwoordelijkheid van het ministerie voor objectieve en zorgvuldige uitvoering van de evaluatie. U ziet hier een belangrijke rol voor de procescommissie.

Ik ben het eens met uw analyse. De verantwoordelijkheid van V&W voor de evaluatie is echter de uitdrukkelijke wens van de Tweede Kamer. Verantwoordelijk zijn betekent echter niet dat men alles ook zelf moet doen. Daarom is het onderzoek (de feitenverzameling) uitbesteed. Daarnaast is aan de VROM-Raad en de Raad voor Verkeer en Waterstaat om een second opinion gevraagd, en worden ook andere partijen, zoals de commissie voor de m.e.r., de CROS, de CDV en de VACS bij de evaluatie betrokken.

Plan van aanpak als uitgangspunt

De Procescommissie ziet breed gedeelde overeenstemming voor het Plan van aanpak in de Eerste en Tweede Kamer. Daarmee is het Plan van aanpak en de begeleidende correspondentie uitgangspunt voor de werkzaamheden van de commissie.

Ik kan hier niet anders dan met instemming op reageren.

Aanpak voor het waarborgen van objectief proces

U ziet er op toe dat ‘de evaluatie niet vertekend wordt doordat op enigerlei wijze specifieke dragers van belangen onevenredige invloed op het resultaat van de evaluatie kunnen uitoefenen’. Naast objectiviteit en zorgvuldigheid gaat u daarom ook toetsen op fairness. Deze toetsing ondersteun ik graag.

U raadt voorts aan om partijen ook met elkaar te laten spreken voorafgaand en tijdens de uitvoering van het onderzoek, zodat al een zekere mate van overeenstemming kan ontstaan. Ik wil dit doen door maandelijkse bijeenkomsten over de evaluatie te organiseren voor alle betrokkenen en geïnteresseerden, waarin ruimte is voor informeren, onderling debat en gesprek.

U vindt dat we beter te veel dan te weinig kunnen betrekken bij evaluatie; daarom pleit u voor naast gedetailleerde onderzoeken ook meer algemene generieke beschouwingen. Ook doet u de aanbeveling om verder te gaan dan een klassieke effectrapportage en een breed evaluatieproces uit te voeren met rol voor kennis, ervaring en denkbeelden van alle betrokkenen. De Procescommissie speelt hierin een rol als klankbord.

In de evaluatie laat ik naast de specifieke onderzoeken naar de beleidsinstrumenten ook algemeen, overkoepelend onderzoek uitvoeren, zoals naar hinderbeleving, ervaringen van betrokkenen en beleid bij buitenlandse luchthavens. Inzet van de evaluatie is om te komen tot het door u gewenste ‘brede proces’. Ik wil u vragen een nadere toelichting te geven op uw invulling van de rol van klankbord die u hierbij voor uzelf ziet weggelegd.

Verbetervoorstellen

Voor het onderdeel verbetervoorstellen gaat u met name letten op de ontvankelijkheid en toegankelijkheid van het projectbureau en de adequaatheid van de beantwoording. U wilt voorkomen dat voorstellen buiten de procedure om na de sluitingstermijn worden ingediend.

Ik ben het eens met uw aandachtspunten, dat zijn belangrijke punten in de uitvoering door het projectbureau voor de evaluatie. De deadline voor het indienen van voorstellen zal ik handhaven, vooral om het proces en de planning beheersbaar te houden.

Bijlage 2 - Reactie op het advies over uitvoering motie Baarda

U constateert dat het onderzoek naadloos aansluit bij de motie Baarda. U merkt echter wel op dat de motie de onzekerheid van omwonenden eerder heeft vergroot dan verkleind. De discussie over de motie moet volgens u worden toegeschreven aan de suggesties die bij het indienen van de motie zijn gewekt. Bovendien is het onderzoek vooral een rekenexercitie, waarbij geen rekening wordt gehouden met de beleefde werkelijkheid. U vreest daarom dat de uitslagen van het onderzoek hierdoor ter discussie komen te staan, ook al is de uitvoering van de motie perfect en de uitkomst dat de bescherming inderdaad gelijkwaardig is.
U doet daarom een aantal aanbevelingen:
Neem in de volgende voortgangsrapportage (VGR) een overzicht op van de door de Kamer gestelde aanvullende vragen en hoe deze vragen zich verhouden tot de motie Baarda.

Deze aanbeveling volg ik op in de volgende VGR.
Voer een ‘breed evaluatieonderzoek’ uit dat tegemoet komt aan de verwachtingen van alle betrokkenen en waarmee het wantrouwen van de betrokkenen kan worden weggenomen.

Dit is voor mij de centrale doelstelling van de evaluatie. In de brief ben ik ingegaan op dit punt.
U heeft een aanbeveling aan alle betrokkenen: steek geen energie in de exegese van de motie Baarda, maar onderzoek vooral met welke termen straks een debat gevoerd kan worden.

Deze aanbeveling kan ik alleen maar van harte onderstrepen. Richt het evaluatieproces zodanig in dat het vooruitloopt op en een rol kan spelen bij mogelijke verbeteringen van het stelsel in plaats van alleen terug te kijken.

Het onderdeel Baarda kijkt inderdaad vooral terug, de andere twee onderdelen van de evaluatie - effectiviteit en verbetervoorstellen - zijn toekomstgericht. Vanzelfsprekend zal ook het kabinetsstandpunt over de evaluatie toekomstgericht zijn.

Bijlage 3 - Reactie op het advies over de eerste Voortgangsrapportage (VGR)

Informatie
De commissie heeft naar eigen zeggen een summier advies uitgebracht over de eerste VGR, omdat deze naar uw zeggen niet veel toevoegt aan het Plan van aanpak. De commissie vindt verder de teneur van de VGR ‘betrekkelijk eenzijdig positief’ en dat de VGR teveel een ‘reclamefolder’ is. Bovendien vindt u de VGR is weinig informatief over de dossiers die parallel aan de evaluatie lopen. Met name mist u informatie over de precieze rol, status en timing van deze dossiers ten opzichte van de evaluatie. Ik wil benadrukken dat het door u geschetste beeld niet is bedoeld. Ik stel voor dat het projectbureau voor de volgende rapportages in overleg met u beziet hoe dit beeld kan worden voorkomen.

CDV

Ten aanzien van de CDV-reactie op de uitvoering van de motie Baarda vindt u de toon van de VGR positiever dan de werkelijkheid van het evaluatieproces. Deze opmerking van u kan ik niet plaatsen. Ik verzoek u hier een nadere toelichting op te geven.

Planning

De commissie constateert een zeer krappe planning voor uitvoering van de onderzoeksagenda en acht de kans op uitloop groot. De volgende VGR zou op dit punt positiever moeten zijn. Ik ben het met u eens dat het om een zeer krappe planning gaat. De deadline is echter hard en ik ga nog steeds uit van afronding van het project binnen de gestelde tijd, dus voor 20 februari 2006.

Verbetervoorstellen

U constateert dat de VGR nog geen inzicht geeft in de wijze waarop concreet met de voorstellen wordt omgegaan. Bovendien bent u van mening dat V&W actiever moet communiceren en informeren over de mogelijkheid verbetervoorstellen in te dienen. De volgende VGR zal uitgebreide informatie geven over de behandeling van verbetervoorstellen. Wat betreft de communicatie merk ik op dat het onderdeel verbetervoorstellen uitgebreid bekend is gemaakt via het plan van aanpak, nieuwsbrieven en de website. Bovendien is het besproken in gerichte contacten met de diverse stakeholders, zoals de CROS, gemeenten, sectorpartijen en in correspondentie met individuele omwonenden. Aan de variatie van indieners van voorstellen is te zien dat de mogelijkheid om verbetervoorstellen in te dienen bij een groot publiek bekend lijkt te zijn. Suggesties voor verbetering van de communicatie over het vervolg van de evaluatie ontvang ik graag.

Bijlage 4 - Reactie op het advies over de Onderzoeksagenda

Hoeveelheid informatie
De commissie is positief over het brede spectrum van het Schipholdossier dat aan onderzoek onderworpen wordt, maar waarschuwt tegelijkertijd voor het risico dat binnen de gestelde tijd niet op alle punten wetenschappelijk verantwoord onderzoek gereed kan zijn. Tevens wijst de commissie op het risico dat er straks teveel en te gedetailleerde informatie ligt, waardoor men door de bomen het bos niet meer kan zien.

Ik ben mij bewust van dit risico, en zal door een goede structurering pogen overzicht te geven. Echter: ik wil ook graag tegemoet komen aan de diversiteit van wensen voor informatie van de verschillende partijen, waarvan ook u het belang benadrukt.

Betrokkenheid stakeholders

De commissie acht het van belang dat het projectbureau ook tijdens de uitvoering van het onderzoek in gesprek is en blijft met de verschillende stakeholders om zo in een interactief proces te proberen overeenstemming te bereiken over uitgangspunten, vragen en methoden. Dat zal het vertrouwen in de uitkomst ten goede komen. Ik sta hier volledig achter. Er was en is daarom veel overleg met alle betrokken partijen, dit blijft ook zo zoals u hebt kunnen lezen in mijn brief. Daarnaast is dit vooral ook een punt van aandacht in de presentatie, zodat wat er wordt gedaan ook zichtbaar is.

Vooruitblik naar het te voeren debat

De commissie vindt dat in de onderzoeksagenda teveel nadruk ligt op ‘terugblikken’. Verder doet u de aanbeveling om de uit het onderzoek voortkomende kennis zo geordend en inzichtelijk te maken dat daarmee straks een zinvol debat gevoerd kan worden. Het projectbureau zou daarom nu al moeten nadenken over de wijze van ordening en presentatie van de onderzoeksresultaten.
Ik ben het met u eens dat terugblikken alleen niet genoeg is. Naast ‘terugblikken’ (effectiviteit nu) wordt er daarom ook onderzoek gedaan naar de toekomst. Met de ordening en presentatie is het projectbureau inmiddels gestart.

Kritische vragen

De procescommissie vindt de totstandkoming van de onderzoeksagenda onduidelijk en constateert tevens dat in de onderzoeksagenda kritische, lastige vragen ontbreken, terwijl het stellen daarvan de kwaliteit van de evaluatie ten goede zou komen. De onderzoeksagenda is in overleg met diverse betrokken partijen opgesteld. Dit heeft geleid tot een agenda die zich niet beperkt tot het onderzoeken van het effect van de diverse beleidsinstrumenten nu en in de toekomst, maar ook op elementen zoals beleving, efficiency, de internationale context en de ervaringen van de diverse partijen die een rol spelen in het Schipholbeleid. Graag hoor ik van u welke vragen ontbreken, of hoe het projectbureau ontbrekende vragen kan toevoegen.


Reacties op dit bericht