CROS over 3e rapportage van Commissie Eversdijk
Van REDACTIE:
Deze belangrijke briefwisseling verdient aandacht. Het gaat namelijk om een reaktie van CROS, de Commissie Regionaal Overleg Schiphol, waarin gemeenten, omwonenden en sector geacht worden gezamenlijk naar oplossingen toe te werken voor de knelpunten in de overlast die de sector veroorzaakt. CROS schrijft deze brief dus ook namens U, zelfs al waren wij officieel onkundig van de inhoud ervan.
De brief en een antwoord daarop van de Commissie staan vanaf gisterenavond op de website van de commissie CDV —>
reactie CROS op 3e voortgangsrapportage, inclusief reactie CDV’.
Vanwege het uitzonderlijk belang van de inhoud copieren wij hier beide brieven in een direct toegankelijke vorm. Wij onthouden ons van commentaar. Om die reden en om de aandacht niet af te leiden van het commentaar van de commissie Eversdijk, hebben we voor dit bericht de mogelijkheid om te reageren uitgeschakeld. Uiteraard kunt u uw mening in de rubriek ‘schrijf!’ verwoorden.
De commissie heeft uiteraard ook aandacht voor de reactie van de Platforms (“Wikken en Wegen”). Zij zal ook daarop reageren. Dara is evenwel meer tijd voor nodig.
Voor de briefwisseling met minister Peijs over hetzelfde onderwerp, zie —> Hier en Hier.
__________________________________________________________
Onderwerp
Reactie van CROS op de derde voortgangsrapportage van de Commissie Deskundigen Vliegtuiggeluid
Datum
21-12-2004
De Commissie Deskundigen Vliegtuiggeluid
Ter attentie van de voorzitter de heer drs. H. Eversdijk
P/a Postbus 90771
2509 LT Den Haag
Ons kenmerk
Cros 04.232
Geachte heer Eversdijk,
CROS heeft met belangstelling kennis genomen van de 3de voortgangsrapportage van uw commissie. In deze brief ga ik, op basis van de bespreking in de CROS, in op een aantal elementen uit uw rapportage.
Flexibiliteit
In de reactie op de Tweede Voortgangsrapportage (mijn brief van 12 juli 2004) heeft CROS gewezen op het gebrek aan sturingsmogelijkheden in het huidige stelsel voor sector en regio, en op de rigiditeit van dit stelsel die het zoeken naar hinderbeperkende oplossingen en maatregelen binnen CROS frustreert. Aansluitend is in een gesprek tussen de secretaris van uw commissie en vertegenwoordigers van CROS toegelicht dat de behoefte aan meer flexibiliteit niet alleen leeft bij de sector maar ook bij de regioleden van CROS.
In die zin is het teleurstellend dat uw commissie concludeert dat flexibiliteit en “harde handhaafbare grenswaarden” niet samengaan (‘een kwestie van kiezen’) en dat u dit onderwerp teruglegt bij uw opdrachtgever. CROS zou graag zien dat uw commissie meer creativiteit aan de dag legt om, binnen de begrenzing van uw opdracht, een bredere uitwerking te geven aan het onderwerp flexibiliteit. Hierbij wijs ik er op dat de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft aangegeven het stelsel breed te willen evalueren.
U geeft daarnaast aan het onderwerp “flexibiliteit” nadrukkelijk wel mee te willen nemen in uw werkzaamheden voor het buitengebied. In mijn reactie van 12 juli heb ik reeds aangegeven dat “CROS het van belang acht dat de nadere invulling van het voor het buitengebied geldende regime in het evaluatie/herijkingstraject wordt meegenomen. Het nu verder optimaliseren van zaken die niet ideaal zijn acht CROS niet wenselijk”. CROS is deze mening nog steeds toegedaan.
Informatieve geluidsmetingen
CROS heeft met belangstelling kennis genomen van de adviezen van de commissie over het gebruik van informatieve geluidsmetingen. Onder meer gaat uw commissie in op technische eisen en de presentatie- en gebruiksmogelijkheden van dergelijke systemen. Hierbij wil ik de volgende kanttekeningen plaatsen:
In de CROS reactie van 12 juli is reeds het idee geopperd om de resultaten van geluidmetingen te gebruiken als ‘sturingsinstrument’ (‘noise management instrument’) ten behoeve van een beperking c.q. een evenwichtiger verdeling van de overlast over de omgeving. Dit is uiteraard alleen mogelijk in een stelsel waarin de CROS daadwerkelijk de vrijheid heeft om over deze verdeling afspraken te maken (zie bovenstaand onder ‘flexibiliteit’). CROS is van mening dat aan metingen in dit kader minder hoge eisen behoeven te worden gesteld dan aan metingen in het kader van de handhaving van grenswaarden, en dringt er bij de Commissie op aan om in haar verdere onderzoek aandacht aan een dergelijke toepassing van geluidmetingen te besteden.
Ik constateer dat uw commissie geen kwalitatief oordeel geeft over de bestaande meetsystemen in de regio maar dat in de rapportage wel kritiek wordt geleverd op een van die systemen. Dit is niet eenduidig en in die zin teleurstellend.
CROS onderschrijft uw conclusie dat het van belang is dat meetdata zo snel en volledig mogelijk via het internet beschikbaar komen.
Vergelijking meten en rekenen
CROS heeft met interesse, doch tevens met enige zorg, kennis genomen van de vergelijking tussen de meetresultaten van metingen en berekeningen. Uit de vergelijking blijkt dat de gemeten geluidniveaus hoger, soms aanzienlijk hoger, zijn dan de berekende waarden. Dit betekent dat de berekeningen de werkelijke situatie mogelijk onderschatten. CROS is benieuwd naar de resultaten van het aangekondigde vervolgonderzoek dat zich richt op mogelijke oorzaken van de gevonden verschillen. CROS ziet graag dat hierbij ook ingegaan wordt op mogelijke consequenties van de gesignaleerde verschillen.
CROS deelt overigens uw standpunt dat ook rekengegevens een belangrijke informatiebron kunnen zijn voor de omgeving. In een door CROS in oktober 2003 georganiseerde expertmeeting was een van de conclusies dat ‘voor een compleet beeld van de geluidssituatie het van belang is om naast meetgegevens ook de gegevens van rekenmodellen te gebruiken’. Hiervoor is vertrouwen in de rekengegevens wel essentieel.
Hiervoor is een noodzakelijke stap dat de rekenmodellen voor het berekenen van de geluidsbelasting door vliegtuiggeluid worden geijkt. Meten voor de ijking van modellen kan daarmee, naast de al genoemde toepassing voor de handhaving en de informatievoorziening, een belangrijke toepassing van metingen zijn. CROS heeft ook met interesse kennis genomen van het NLR onderzoek naar een alternatieve ‘NAxx maat’. Uw commissie heeft aangegeven dat toepassingen van deze maat beperkt zullen zijn tot de informatievoorziening. Daarbij is in paragraaf 5.4.1 aangegeven dat de commissie niet begrijpt hoe iemand tegen de “afkap” kan zijn (dat wil zeggen ook alles beneden de 65 dB(A) wil meetellen) en tevens kiest voor de NA70 (dat wil zeggen alleen de passages boven de 70 dB(A)). Op basis van de ervaringen in CROS is een dergelijke redenering goed te begrijpen. Immers, wanneer het om de gewenste bescherming gaat moet je sommeren en dus alles meetellen, wanneer het om hinderbeleving gaat zijn het de individuele passages met de hoogste lawaaipieken het meest bepalend. Het is dan ook op dit vlak dat een dergelijke maat meerwaarde kan hebben boven de bestaande systematiek.
CROS is tenslotte van mening dat het gebruik van informatieve meet- en rekengegevens over vliegtuiggeluid voor de omgeving zeker zijn nut heeft. Wel dient voorkomen te worden dat hierbij richting omwonenden verkeerde verwachtingen worden gewekt. De projectgroep Meten en Rekenen van CROS is voornemens om, in nauwe afstemming met uw commissie en andere betrokkenen zoals geluidsnet, een visie op te stellen op het gebruik van informatieve meetgegevens. Hierbij zullen in ieder geval de nu reeds in de regio in gebruik zijnde meetsystemen (NOMOS, Luistervink en geluidsnet) worden betrokken. Daarbij deelt CROS uw mening dat het van belang is om te inventariseren wat mensen graag willen weten. De projectgroep is voornemens deze vraag te betrekken bij het opstellen van genoemde visie.
Het lijkt mij gewenst dat over dit voornemen afstemming plaatsvindt met uw secretaris. Vanuit de projectgroep zal hiervoor het initiatief worden genomen.
Hoogachtend,
(was getekend)
Mw. E.J. van Hoogdalem-Arkema
Wnd. Voorzitter CROS