Antwoord van Commissie Eversdijk aan Minister Peijs

Van REDACTIE
Aan deze belangrijke briefwisseling is tot nu toe geen publieke aandacht geschonken. Een reden is dat de publicatie achter loopt op de briefwisseling, met name ook omdat de minister uiteraard eerst van de reactie kennis moet nemen voor de brief wordt gepubliceerd.
De briefwisseling staat nu op de website van de commissie —> ‘reactie opdrachtevers op 3e voortgangsrapportage, inclusief reactie CDV’.
Vanwege het belang dat de minister en de commissie geven aan goede toegankelijkheid kopieren wij hier de brief in een direct toegankelijke vorm. Wij bevelen zorgvuldige lezing aan. Wij onthouden ons van commentaar behoudens één opmerking:
Dat de commissie aangeeft iets te zullen onderzoeken houdt op geen enkele manier een waardeoordeel in. Het houdt wel de belofte in dat de commissie haar oordeel over het te onderzoeken element te zijner tijd onomwonden op haar website zal publiceren, ongeacht instemming van overheid, sector of omwonenden.
Om reden dat wij ons van commentaar willen onthouden hebben we voor dit bericht de mogelijkheid om te reageren uitgeschakeld. Uiteraard kunt u uw mening in de rubriek ‘schrijf!’ verwoorden.
De commissie heeft uiteraard ook aandacht voor de reacties van de Platforms (“Wikken en Wegen’), en zal daarop ook reageren. Zij heeft daar evenwel meer tijd voor nodig.
___________________________________________________
Aan:
De minister van Verkeer en Waterstaat
Mw. K. Peijs
Postbus 20901
2500 EX Den Haag
Datum 28 december 2004
Ons kenmerk: CDV03.br43
Uw kenmerk: DGL/04.U02554
Onderwerp:
Reactie op Derde voortgangsrapportage CDV
Geachte mw. Peijs,
Hartelijk dank voor uw brief van 22 december.
Hieronder ga ik in op de inhoud van uw brief. Voorafgaand daaraan de volgende opmerking. Ik betreur het, dat ik uw inhoudelijke reactie op de op 29 september gepubliceerde Derde voortgangsrapportage, eerst na bijna drie maanden mocht ontvangen. Een zo late reactie is niet bevorderlijk voor de voortvarende uitvoering van onze opdrachten die wij allen nastreven. Vertraging van ons werk is hierdoor onvermijdelijk, terwijl ook uwerzijds terecht steeds op voortvarende uitvoering van onze opdrachten is aangedrongen.
Bij de diverse onderdelen van uw brief, de volgende opmerkingen.
a. Flexibiliteit van een handhavingsysteem in het buitengebied
In de Derde voortgangsrapportage in paragraaf 2.2 staat: “Maar zonder anders luidende nieuwe instructies van beide opdrachtgevers, zal de commissie daarbij ook voor het buitengebied de genoemde uitgangspunten - te weten: harde en handhaafbare grenswaarden die bescherming bieden aan omwonenden van Schiphol in hún woonomgeving - blijven hanteren.”. Ik constateer dat u die ‘anders luidende nieuwe instructies’ niet geeft. Tegen deze achtergrond zal mijn commissie dit onderwerp verder uitwerken, langs de lijnen van de vraagstelling die in paragraaf 2.2 van de Derde voortgangsrapportage is geschetst. Daarbij zal ook expertise van buiten mijn commissie - zoals van NLR en de luchtvaartsector - worden gebruikt. De door u in uw brief genoemde aspecten van flexibiliteit zullen daarin voor zover mogelijk aan de orde komen. Vanzelfsprekend zal in de eindrapportage over het handhavingsysteem in het buitengebied ook worden beschreven wat de effecten zijn voor de bescherming van de omwonenden van Schiphol en op welke aspecten die bescherming betrekking heeft. Ook daarbij zal voor zover mogelijk aandacht worden geschonken aan de punten die u in uw brief noemt.
b. Geluidmetingen voor informatievoorziening
De Derde voortgangsrapportage (paragraaf 3) geeft - kort samengevat - een reeks technische aanbevelingen over de uitvoering van dergelijke metingen en een aantal mogelijkheden om de resultaten van dit soort metingen te presenteren. De rapportage geeft tevens aan dat en waarom de vraag welke conclusies daarna uit dit soort metingen kunnen worden getrokken, door mijn commissie niet kan worden beantwoord. Wel wordt antwoord gegeven op de vraag waarvoor deze metingen in ieder geval niet kunnen worden gebruikt. Het onderscheid tussen enerzijds “meten voor handhaving”, waarbij de sector kan worden afgerekend op de resultaten van die metingen, en anderzijds “meten voor informatie”, waarbij de resultaten uitsluitend voor informatieve doeleinden kunnen worden gebruikt, is daarin ook weergegeven.
U vraagt mijn commissie thans om na te gaan welke informatiebehoefte er op dit gebied bij de omwonenden van Schiphol leeft. Mijn commissie is daarvoor in haar huidige samenstelling niet geëquipeerd en zal dit onderwerp derhalve extern moeten opdragen.
De andere vragen die u hierover in uw brief stelt, zijn pas daarna te beantwoorden. Ik breng in dit verband wel onder uw aandacht dat - zoals in het door u goedgekeurde Werkplan is gesteld - mijn commissie zich niet verantwoordelijk acht voor de planologische inpassing, daadwerkelijke plaatsing en inrichting van meetposten en daarbij behorende systemen. Veel van de door u gestelde vragen hebben betrekking op dit uitvoeringstraject en laten zich daardoor niet vooraf beantwoorden.
De antwoorden op de laatste twee vragen, te weten hoe kan het meten voor informatievoorziening zo snel mogelijk worden gerealiseerd en hoe kan die informatie toegankelijk worden gemaakt, zijn nu al te geven. Het spreekt vanzelf, dat het gebruik van bestaande meetsystemen altijd sneller tot resultaten leidt dan het ontwikkelen van nieuwe. Het antwoord op de vraag hoe die informatie toegankelijk kan worden gemaakt, is al opgenomen in de Derde voortgangsrapportage, te weten: deze gegevens zo kort mogelijk na de metingen, en bij voorkeur op het moment dat ze worden gemeten (“real time”), op het internet weergegeven, en dan bij voorkeur op een zodanige wijze dat de gebruiker zelf kan kiezen welke informatie hij of zij wil zien. Ik heb uit de reactie van de luchtvaartsector op de Derde voortgangsrapportage begrepen, dat zij begin 2005 concrete plannen zullen presenteren over hoe en wanneer dit langs deze lijn kan worden uitgevoerd.
c. Alternatieve handhavingsystemen
In de briefwisseling tussen u en mijn commissie over de vorige, de Tweede, voortgangsrapportage in juni en juli van dit jaar (11 juni, 15 juni, 9 juli, 27 juli), zijn ideeën uitgewisseld over andere handhavingssystemen in het buitengebied dan extra handhavingspunten. In de Derde voortgangsrapportage zijn als resultaat van die briefwisseling de voor nadere studie vatbare ideeën door mijn commissie overeenkomstig die correspondentie in technische zin uitgewerkt. Het gaat daarbij - naast Lden en Lnight over een heel jaar overeenkomstig de betreffende EU-richtlijn - om Lden (of Lnight) voor een periode van een maand in plaats van over een heel jaar en het gebruik van de maten NA60 en NA70. De voor- en nadelen van deze maten zijn in beeld gebracht. Ik acht het niet wenselijk daarnaast nu nog weer andere geluidmaten te onderzoeken. Tevens is aandacht besteed aan de presentatie van de geluidbelasting in de vorm van contourkaarten. Het voordeel daarvan ten opzichte van een beperkt aantal handhavingspunten is, dat voor omwonenden van Schiphol duidelijker in beeld wordt gebracht hoe hoog de geluidbelasting is in het gebied waar zij wonen. Wij zullen hier overeenkomstig uw verzoek een nadere uitwerking aan geven.
d. Geluidmetingen voor handhaving
U constateert terecht dat - overeenkomstig het door u vastgestelde Werkplan - onze activiteiten met betrekking tot ‘meten voor handhaving’ zich toespitsen op twee hoofdlijnen:
• handhaving gebaseerd op het direct meten van de geluidbelasting Lden en Lnight;
• geluidmetingen ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van de berekeningen, waarna de handhaving op basis van die berekeningen wordt uitgevoerd.
Voor beide opties - en niet alleen voor de tweede zoals u in uw brief suggereert - is het in de Derde voortgangsrapportage aangekondigde onderzoek naar de oorzaken van de verschillen tussen berekende en gemeten geluidniveaus nodig. Immers in het instellingsbesluit van mijn commissie is bij ‘meten voor handhaving’ als randvoorwaarde gesteld “dat de overgang van de berekende geluidbelasting naar de geluidbelasting die (mede) is bepaald op basis van geluidmetingen de ontwikkelingsmogelijkheden van de luchtvaart zal verkleinen noch verruimen”. Voorts staat in de toelichting bij dat besluit “Overgang van alleen het berekenen van de geluidbelasting, dat wil zeggen zonder dat daaraan rond Schiphol uitgevoerde geluidsmetingen ten grondslag liggen, naar een systematiek waarbij alleen of mede gebruik wordt gemaakt van geluidsmetingen, kan ook een andere methodiek voor het bepalen van de grenswaarden met zich meebrengen”. Bovendien, zoals in diverse publicaties van mijn commissie is benadrukt, zal naast het meten van geluid ook het berekenen daarvan altijd noodzakelijk blijven. De conclusie in de Derde voortgangsrapportage, dat er geen algemeen toepasbare “omrekenformule” bestaat om berekende en gemeten geluidsniveaus (of geluidbelasting) in elkaar om te rekenen, onderstreept de noodzaak voor dit onderzoek.
Uw suggestie om in dit kader ook te kijken naar mogelijkheden voor een handhavingssysteem op basis van grenswaarden voor geluidniveaus van individuele vliegtuigen nemen wij mee, mijn commissie zal de voor- en nadelen daarvan in beeld brengen.
e. Toegankelijkheid van de rapportages
Tenslotte maakt u een opmerking over de toegankelijkheid van de rapportages van mijn commissie voor een breed publiek. Mijn commissie streeft een goede toegankelijkheid steeds na en heeft daarover ook veel waarderende reacties van lezers van onze stukken vernomen. Niettemin zal ik daaraan nog meer aandacht besteden. Beseft moet echter worden, dat de materie waarmee mijn commissie zich bezig houdt nu eenmaal complex is en zich zelden leent voor “Jip en Janneke taal”. Wellicht ten overvloede merk ik op, dat mijn commissie desgevraagd altijd bereid is - ook mondeling - nadere uitleg te geven, hetgeen wij reeds veelvuldig doen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Ik geef u in overweging deze brief - evenals u met uw brief heeft gedaan - naar beide kamers der Staten-Generaal te zenden. Uw brief en dit antwoord daarop, laat ik ook op de website van mijn commissie zetten.
Een gelijkluidende brief heb ik aan uw collega van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gezonden.
Hoogachtend,
De voorzitter van de CDV 2003
(was getekend)
Drs. H. Eversdijk
Postbus 90771, 2509 LT Den Haag. Tel. voorzitter (0113) 551928. E-mail: commissie@vliegtuiggeluid.nl. www.vliegtuiggeluid.nl